Er hing vanmorgen een traumaheli boven Veenendaal. Op weg naar het Prins Willem Alexanderpark om te redden wat er te redden viel.
Er is iemand van de flat gesprongen, begrijp ik. Ik weet niet wie je bent, maar je laat me niet los.
Ik probeer me te verplaatsen. In jouw hoofd. In jouw hart. Het doet haast pijn.
Op de galerij staan twee slippers. Stille getuigen van eenzaamheid. Verdriet. Ondraaglijke pijn.
Die laatste uren voordat je springt. Die laatste minuten. De laatste seconden. Wat gaat er dan door je heen?
Denk je aan de kinderen die misschien beneden aan het spelen zijn?
Denk je aan die ene vriend die jou hiervan had kunnen weerhouden?
Kan je überhaupt nog denken? Of alleen maar voelen? Verlangen dat het stopt?
Ben je boos? Verdrietig? Bang?
Tjonge, wat had ik graag naast je willen staan, die laatste minuten. Dat laatste moment. Niet om jou van die sprong te weerhouden. Want die sprong, hoe verdrietig ook, was jouw keuze.
Ik had je willen laten voelen dat je niet alleen bent. Je hoeft niet alleen te zijn. Nooit.
Misschien had ik nog even je hand vastgehouden. Je slippers aangepakt.
Ik weet ’t niet.
Die val, hoe voelt dat? Weet je dat je je vrijheid tegemoet gaat? Voel je je vrij? Als een vogel?
Ik denk aan jouw geliefden. Misschien zijn zij niet verbaasd. Misschien is het goed zo, hoe pijnlijk ook. Misschien voelen zij nu iets van de pijn die jou deze keuze oplegde.
Ik weet ’t niet.
Het maakt ook niet uit. Jij koos voor die sprong. Daar verandert geen mens iets aan.
Op de galerij staan twee slippers. Stille getuigen van ondraaglijkheid.
Kyrie eleison.